Medicijntoediening en medisch handelen

Inleiding over medicijntoediening en medisch handelen

Er zijn drie scenario’s te onderscheiden rondom medicijngebruik

  1. Het kind wordt tijdens de opvang ziek en dient medicatie te krijgen
  2. Het kind krijgt medicatie waar vooraf afspraken over zijn gemaakt
  3. De ouder vraagt de pedagogisch medewerker medische handelingen uit te voeren

Het kind wordt tijdens de opvang ziek en dient medicatie te krijgen

Kinderen kunnen tijdens de opvang geconfronteerd worden met pijn. Het meest voorkomende is hoofdpijn, buikpijn, oorpijn of pijn ten gevolge van een insectenbeet.
De pedagogisch medewerker moet hierbij ter plekke bepalen hoe zij het beste kan handelen. Echter, in zijn algemeenheid is een pedagogisch medewerkers niet deskundig om een juiste diagnose te stellen. De grootst mogelijke terughoudendheid is hier dan ook geboden.
Uitgangspunt is dat een kind dat ziek is, naar huis gaat.
We gaan er vanuit dat kinderen wanneer ze ziek zijn of zich ziek voelen, zich thuis het beste op hun gemak voelen.

Vraagt de situatie om het toedienen van medicatie gebeurt dit enkel na overleg met de ouders. Deze geven schriftelijk (per mail of whatsapp) toestemming hiervoor.

Er wordt geen paracetamol aan kinderen gegeven.

 

Wanneer moeten de ouders worden gewaarschuwd?

 

Als een kind duidelijk ziek is, neemt de pedagogisch medewerker contact op met de ouders met het verzoek om het kind op te halen. Belangrijk is om te melden waarom het kind niet kan blijven en af te spreken hoe laat de pedagogisch medewerker komen en wat er tot die tijd met het kind gebeurt. Om in geval van nood de ouders snel te kunnen bereiken, moet zijn vastgelegd waar en hoe zij bereikbaar zijn. Het kan ook voorkomen dat een pedagogisch medewerker bij een kind bepaalde ziekteverschijnselen opmerkt die extra aandacht of medische behandeling vragen. Dit kan de pedagogisch medewerker bespreken als de ouders het kind komen ophalen. 

Wanneer wordt een huisarts gewaarschuwd?

In principe zijn bij ziekte van een kind de ouders degenen die bepalen wat er moet gebeuren. Zij nemen de beslissing om al dan niet een arts te raadplegen. Alleen als er acuut gevaar dreigt schakelt de pedagogisch medewerker direct een arts in.

Voorbeelden van dergelijke gevallen zijn:

  • Een kind dat het plotseling benauwd krijgt
  • Een kind dat bewusteloos raakt of niet meer op aanspreken reageert
  • Een kind met plotselinge hoge koorts
  • Een kind dat plotseling ernstig ziek lijkt
  • Ernstige ongevallen

Het verrichten van medische handelingen door de pedagogisch medewerker

Kinderen krijgen soms medicijnen of andere middelen voorgeschreven die zij een aantal malen per dag moeten gebruiken, dus ook tijdens de kinderopvang. Te denken valt bijvoorbeeld aan pufjes voor astma, antibiotica of zetpillen bij toevallen.
Ouders dienen te beseffen dat tijdens de toediening van de geneesmiddelen zij hun zeggenschap over overdragen aan de pedagogisch medewerker.
Om de gezondheid van kinderen te waarborgen is het van groot belang dat de geneesmiddelen op een juiste wijze worden verstrekt.

Medicatieverstrekking wordt alleen gegeven na mondeling overleg en schriftelijke vastlegging door ouders en de mentor. Hiervoor wordt de aftekenlijst ‘medicatieverstrekking’ ingevuld. Eventueel in combinatie met andere formulieren zoals ‘anafylaxie’ of ‘koortsstuipen’.
Door het vastleggen van deze gegevens geven ouders duidelijk aan wat zij van de pedagogisch medewerkers verwachten en weet de mentor op haar beurt precies wat zij moet doen en waar zij verantwoordelijk voor is.

De mentor neemt dan ook de regie over het verstrekken van medicatie.
Zij licht ander collega’s in, maakt afspraken en is aanspreekpunt voor ouders en collega’s.
Wanneer het gaat om het verstrekken van medicijnen gedurende een lange periode moet regelmatig met ouders worden overlegd over de ziekte en het daarbij behorende medicijngebruik in de kinderopvang. De mentor initieert hiervoor actief evaluatie-afspraken met ouders.

Praktische adviezen:

  • Neem de geneesmiddelen alleen in ontvangst wanneer ze in de originele verpakking zitten en uitgeschreven zijn op naam van het kind.
  • Controleer de uiterste gebruiksdatum bij ontvangt. Noteer dit (bij langdurig gebruik twee weken van tevoren) in de groepsagenda.
  • Controleer voor toediening de uiterste gebruiksdatum.
  • Laat de ouders een nieuw geneesmiddel altijd eerst thuis toepassen.
  • Lees goed de bijsluiter zodat je op de hoogte bent van eventuele bijwerkingen. Medicijnen zonder bijsluiter worden niet geaccepteerd en toegediend.
  • Bewaar het geneesmiddel indien nodig in de koelkast (in een goed afgesloten bewaardoos), of in een afgesloten kast, buiten het bereik van kinderen en/of onbevoegden.
  • Mocht de situatie zich voordoen dat een kind niet goed op een medicijn reageert of dat er onverhoopt toch een fout gemaakt wordt bij de toediening van een medicijn, bel dan direct met de huisarts of specialist in het ziekenhuis. Bel bij een ernstige situatie direct het landelijke alarmnummer 112.
    Zorg in alle gevallen dat je duidelijk alle relevante gegevens bij de hand hebt, zoals: naam, geboortedatum, adres, huisarts en /of specialist van het kind, het medicijn dat is toegediend, welke reacties het kind vertoont en eventueel welke fout is gemaakt.

Medicatieverstrekking op afspraak

Kinderen krijgen soms medicijnen of andere middelen voorgeschreven die zij een aantal malen per dag moeten gebruiken, dus ook tijdens de kinderopvang. Te denken valt bijvoorbeeld aan pufjes voor astma, antibiotica of zetpillen bij toevallen.
Ouders dienen te beseffen dat tijdens de toediening van de geneesmiddelen zij hun zeggenschap over overdragen aan de pedagogisch medewerker.
Om de gezondheid van kinderen te waarborgen is het van groot belang dat de geneesmiddelen op een juiste wijze worden verstrekt.

Medicatieverstrekking wordt alleen gegeven na mondeling overleg en schriftelijke vastlegging door ouders en de mentor. Hiervoor wordt de aftekenlijst ‘medicatieverstrekking’ ingevuld. Eventueel in combinatie met andere formulieren zoals ‘anafylaxie’ of ‘koortsstuipen’.
Door het vastleggen van deze gegevens geven ouders duidelijk aan wat zij van de pedagogisch medewerkers verwachten en weet de mentor op haar beurt precies wat zij moet doen en waar zij verantwoordelijk voor is.

De mentor neemt dan ook de regie over het verstrekken van medicatie.
Zij licht ander collega’s in, maakt afspraken en is aanspreekpunt voor ouders en collega’s.
Wanneer het gaat om het verstrekken van medicijnen gedurende een lange periode moet regelmatig met ouders worden overlegd over de ziekte en het daarbij behorende medicijngebruik in de kinderopvang. De mentor initieert hiervoor actief evaluatie-afspraken met ouders.

Praktische adviezen:

  • Neem de geneesmiddelen alleen in ontvangst wanneer ze in de originele verpakking zitten en uitgeschreven zijn op naam van het kind.
  • Controleer de uiterste gebruiksdatum bij ontvangt. Noteer dit (bij langdurig gebruik twee weken van tevoren) in de groepsagenda.
  • Controleer voor toediening de uiterste gebruiksdatum.
  • Laat de ouders een nieuw geneesmiddel altijd eerst thuis toepassen.
  • Lees goed de bijsluiter zodat je op de hoogte bent van eventuele bijwerkingen. Medicijnen zonder bijsluiter worden niet geaccepteerd en toegediend.
  • Bewaar het geneesmiddel indien nodig in de koelkast (in een goed afgesloten bewaardoos), of in een afgesloten kast, buiten het bereik van kinderen en/of onbevoegden.
  • Mocht de situatie zich voordoen dat een kind niet goed op een medicijn reageert of dat er onverhoopt toch een fout gemaakt wordt bij de toediening van een medicijn, bel dan direct met de huisarts of specialist in het ziekenhuis. Bel bij een ernstige situatie direct het landelijke alarmnummer 112.
    Zorg in alle gevallen dat je duidelijk alle relevante gegevens bij de hand hebt, zoals: naam, geboortedatum, adres, huisarts en /of specialist van het kind, het medicijn dat is toegediend, welke reacties het kind vertoont en eventueel welke fout is gemaakt.

Rijmen

Voor wie?

Dreumesen en peuters

Nodig:

– Een gedichtje passend bij de leeftijdsgroep (voor dreumesen makkelijk en kort) bij peuters iets langer. 
-Eventueel spulletjes in een mandje om het gedichtje uit te beelden / te illustreren.

 

Doen:

– Lees/ zeg/ vertel het gedichtje. Je kunt het makkelijker / interessanter maken door spullen er bij te gebruiken (bijvoorbeeld een poppenkastpop).
– Herhaal het gedichtje een paar keer. 
– Laat nu steeds bij de twee rijmzin het laatste woord weg. Welk kind weet het goede woord?  
– Laat steeds meer woorden weg. 

 

Bakken

Voor wie?

Dreumesen en peuters

Nodig:

– Ingrediënten voor het recept,
– benodigdheden zoals een kom / uitstekertjes/ snijplankjes / deegrollers etc. 

 

Doen:

– Lees steeds een zin van het recept voor. Samen met de kinderen voer je het recept uit. Gebruik termen als: ‘nog meer’, ‘iets minder’, ‘erin’, ‘erbij’, ‘veel’, ‘weinig’ etc. 

Beweegspelletjes

Voor wie?

Dreumesen en peuters

Nodig:

– Iijstje met beweegspeeltjes. Voorbeelden: ‘Er zat een klein zigeunermeisje’, ‘Cowboy Billie Boem’, ‘Zakdoekje leggen’, ‘Hoofd schouders knie en teen’, ‘De zevensprong’, ‘Dit zijn mijn wangetjes’, ‘Grote klokken’, ‘Zo gaat de molen’, ‘In de maneschijn’, ‘witte zwanen, zwarte zwanen’, ‘Jan huigen in de ton’, ‘Oude Harm’, ‘De wielen van de bus’ etc.

 

Doen:

– Voer het beweegspelletje uit. 
– Je kunt ook een cd aanzetten met bewegingsliedjes. Doe dan vooral zelf mee. Nadeel van een cd is wel dat kinderen er vaak erg druk van worden. Mocht je inschatten dat kinderen hun energie kwijt moeten is dit juist ideaal. 

Verstoppen

Voor wie?

Dreumesen en peuters

Nodig:

– Spullen (liefst allemaal het zelfde bijvoorbeeld eendjes).

 

Doen:

– Verstop de eendjes terwijl de kinderen hun ogen dicht hebben. Daarna mogen de kinderen zoeken en de eendjes in de bak doen. Gebruik zinnetjes als: ‘kijk eens onder het kleed’, ‘Misschien ligt er wel een in de kast’, ‘Doe maar in de bak’, ‘Misschien naast de gieter’ etc. Zo leren kinderen zelfstandig naamwoorden en lidwoorden. 

Uitbreiding:

– Kinderen kunnen zelf spulletjes verstoppen
– Voor peuters: Pak een bak met speelgoeddieren. Kinderen mogen terwijl jij telt een diertje pakken en verstoppen zichzelf. Wanneer je zoekt maakt het kind het geluidje van het dier dat het heeft gepakt. Benoem bij ieder kind dat je hebt gevonden het geluidje en het dier. Bijvoorbeeld: ‘ Ah Pietje Puk miauwde als een kat’. 

Stil, langzaam, snel

Voor wie?

Dreumesen en peuters

Nodig:

-Een trommel of tamboerijn (je kunt ook een lege melkkan met stokjes gebruiken). 

Doen:

– Kinderen bewegen op het ritme van de muziek die je maakt. Bij harde langzame slagen bewegen ze zich als grote reuzen en maken reuze stappen.  Bij lichte, snelle tikjes bewegen ze zich als kleine muisjes. Is er geen muziek dan staan ze stil. 
Begrippen om te bespreken: snel / langzaam/ groot/ klein/ lang / kort/ stil/ hard / zacht

Uitbreiding:

– Kinderen dansen op verschillende muziekstijlen

Natuurschatten ontdekken

Voor wie?

Dreumesen en peuters

Nodig:

– dienblad

– vergrootglazen (liggen in de peuter knutselkast)

– spullen uit de natuur

 

Doen:

Bekijk samen met de kinderen de natuurschatten. 

Stel vragen over hoe welke natuurschat heet. 
Je kunt ook vragen over producteigenschappen: een kastanje of blaadje is glad, een takje ruw, een schil van een kastanje prikt. Wat is hard? Wat is zacht?
Je kunt de vergelijkende trap inzetten: wat is groot? Wat is groter? Wat is het grootst? Klein, kleiner kleinst. Zacht, zachter, zachts etc. 
Je kunt ook mathematische begrippen bespreken: hiervan zijn veel / weinig / meer / meest/ tellen etc. 

natuurschatten koppelen aan kleuren

Voor wie?

Peuters

Nodig:

– dienblad

– kleurstalen (halen bij de bouwmarkt)

– spullen uit de natuur

 

Doen:

Bekijk samen met de kinderen de natuurschatten. Stel vragen over hoe welke natuurschat heet. Koppel samen met de kinderen de natuurschatten aan de juiste kleur. Je het erbij neerleggen maar ook met een knijper of plakband aan elkaar vast maken. 

Geuren bij elkaar zoeken

Voor wie?

Dreumesen en Peuters

Nodig:

– flesjes of potjes met gaatjes in deksel

– kruiden of spullen/ eten dat ruikt (bijv. kaas, kruidnagel, ui, rijstenwafel) 

 

Doen:

Laat kinderen de geuren ruiken. Laat dezelfde geuren bij elkaar zoeken. Kijk samen of het klopt. 
Wat is het? Ruikt het sterk of zwak? Pittig of zoet? Zou het lekker zijn of niet. Eventueel samen proeven. 

Raad het voorwerp

Voor wie?

Peuters

Nodig:

– doos met twee gaten 

– spulletjes / speelgoed

 

Doen:

Je kunt het spel op twee manieren spelen:

1.) Je blinddoekt het kind dat aan de beurt is. Samen met de andere kinderen zoek je een voorwerp uit en legt dit in de doos.Het kind dat aan de beurt is mag weer kijken. Doet zijn/ haar armen door de gaten en raadt wat er in de doos zit. 

2.) Je stopt meerdere voorwerpen in de doos. Je bekijkt van te voren de voorwerpen met de kinderen. Om de beurt mogen ze hun handen door de gaten doen en raden wat het is. 

Bespreek in beide gevallen steeds wat het voorwerp is. Wat je er mee kunt doen. Hoe het eruit ziet. Etc. 

Wat proef je?

Voor wie?

Peuters

Nodig:

– verschillende soorten fruit of ander gezond voedsel

 

Doen:

Bespreek met de kinderen welk eten je ziet. Laat eventueel proeven. Is het hard / zacht/ zoet/ zuur/ bitter/ zout? Blinddoek de kinderen. Geef iedereen een hapje in zijn hand. Laat de kinderen voelen. Wat voelen ze? Is het glibberig/ nat/ droog/ hard/ ruw? Welke vorm heeft het? Laat de kinderen proeven. Wie weet wat het is? 

Schoenenfeest

Voor wie?

Peuters

Nodig:

Een bak / mand met schoenen. Je kunt zo veel variatie aanbrengen als je zelf wilt: peuterschoenen/ slofjes/ babyschoentjes / gympen van volwassenen/ hakken/ klompen/ slippers/ laarzen etc 

 

Doen:

Basisspel: 

Pak steeds één voor één de schoenen: hoe heet deze schoen? Wie draagt hem? Heeft hij veters? Waar is de zool? Waar is de hak? Waar is de neus? Is de schoen hard of zacht? Is de schoen groot of klein? Welke kleur heeft de schoen? Heeft de schoen een print of plaatje? 

Uitbreiding:

Leg foto’s neer van verschillende type mensen. Laat elke schoen bij de juiste foto leggen. 

Kleuren oefenen

Voor wie?

Dreumesen en peuters

Nodig:

Gekleurde potloden en gekleurde bekers

 

Doen:

Basisspel: 

Leg alle potloden op een hoop in het midden. Geef ieder kind een gekleurde beker. Als een kind aan de beurt is mag hij/zij een potlood van zijn/haar beker uit de stapel halen. 

Uitbreiding: 

Leg over de stapel potloden en (hand)doek. Het kind dat aan de beurt is mag een potlood onder de doek vandaan halen. Hij/zij geeft het potlood aan diegene die de juiste kleur beker heeft. 

Bal in gat

Voor wie?

Dreumesen en peuters

Nodig:

Gekleurde dozen met in het deksel een gat

 

Doen:

Basisspel: 

– Om de beurt mogen kinderen een bal pakken en in de juiste doos doen. 
– Samen de inhoud van de dozen bekijken: Samen het aantal ballen tellen. In welke doos zitten er meer? In welke het meest? In welke minder? In welke het minst? 

Uitbreiding: 

– Ballen verstoppen. Ieder kind die de bal heeft gevonden mag hem in de doos doen.
– Geblinddoekt een bal pakken en in een gat doen. Samen kijken of het klopt. 

Lidwoorden oefenen

Voor wie?

Dreumesen en peuters

Nodig:

Een lage tafel

Doen:

Basisspel: 

– Samen voeren de kinderen de opdracht uit van de volwassene: Naast / achter/ voor/ op / onder de tafel zitten / staan/ liggen/ springen / draaien / grommen/ miauwen/ sissen/ zingen/ dansen etc. 

Uitbreiding: 

Als de kinderen de lidwoorden redelijk goed kennen kun je het spel wat moeilijker maken: Een kind is geblinddoekt. Een ander kind gaat voor/ achter/ onder/ naast/ op de tafel staan. Het geblinddoekte kind raad waar het kind is. Daarna samen kijken of het klopt. 

Deksel en bak bij elkaar zoeken

Voor wie?

Dreumesen en peuters

Nodig:

Verschillende bakjes met deksels

Doen:

Basisspel: 

– Zet alle bakjes bij elkaar en leg alle deksels bij elkaar. Zet het netjes neer zodat de kinderen een goed overzicht hebben. 
– Pas en meet samen met de kinderen welke deksel op welk bakje past. Gebruik termen als: oh, deze is te groot, oh deze is te klein. Dit deksel is rond maar het bakje is vierkant. Etc.

Uitbreiding: 

  • Als de kinderen het wat makkelijker kunnen. Kun je alles op een grote hoop zoeken. Nu is het lastiger bij elkaar zoeken. 
  • Als het spel te lastig is kun je het spel ook omkeren: samen proberen alle deksels van de bakjes af te krijgen. 
  • Voor peuters: Nog moeilijker is het om de juiste dopjes bij het juiste flesje te zoeken. Het erop draaien valt meestal ook niet mee. 

Overtreffende trap

Voor wie?

Peuters

Nodig:

Takken van verschillende lengtes

Doen:

Basisspel: 
Leg de takken uitgespreid op de tafel of op de grond. Samen met de kinderen leggen jullie de takken op volgorde van groot naar klein. En bij het tweede potje van klein naar groot. 

Uitbreiding: 
– Zet meer dingen op volgorde van groot naar klein: speelgoed / bekers/ de kinderen etc. 
– Moeilijker: pak 3 a 4 takjes waar je dit spel verder mee speelt. De kinderen kijken goed naar de takjes. Dan doen ze hun ogen dicht. Je pakt een takje en doet deze achter je rug. Je legt de takjes netjes zodat het gat wordt opgevuld. De kinderen doen hun ogen open en wijzen aan waar het takje mist. 

Samen een verhaal bedenken

Voor wie?

Oudere peuters

Nodig:

Stenen waar je met viltstift simpele tekeningen op hebt gemaakt. 

 

Doen:

Samen met de kinderen verzin je een verhaal waarin de tekeningen op de stenen voor komen. 

Uitbreiding:
– Mochten kinderen dit beheersen (zullen oudere peuters zijn) kun je hen uitdagen om de beurt zelf zinnen te laten maken met de stenen. 

Op volgorde

Voor wie?

Peuters

Nodig:

Plaatjes die op volgorde gelegd kunnen worden. Bijvoorbeeld een bloembol, een bloembol met een klein steeltje, een steeltje met een blad en knop, een volgroeide bloem, een uitgebloeide bloem. (Heb je zelf plaatjes gemaakt. Lamineer je het dan zodat een ander het later ook kan gebruiken?) 

Doen:

Leg samen met de kinderen de plaatjes op volgorde. Bespreek wat je ziet. Voer een gesprek waarbij je vooral kinderen laat vertellen. 

Uitbreiding:
– Je kunt ook plaatjes maken die bij elkaar gezocht moeten worden. Bijvoorbeeld een hond en hondenhok en een kip en een kippenren. Of juist plaatjes die te maken hebben met de seizoenen. 

Foto's bekijken

Voor wie?

Dreumesen en peuters

Nodig:

Foto’s (Voorbeelden: foto’s van de kinderen  zelf tijdens de opvang tijdens een activititeit of uitstapje 

Doen:

Bekijk samen met de kinderen de foto’s: wat zien ze? waar was dit? wat gebeurde er toen? Leg de foto’s op volgorde.

Speurtocht

Voor wie?

Dreumesen en peuters

Nodig:

Foto’s van details uit de groep (bijvoorbeeld een hoek van de kast / een stuk van een kleed/ een stuk speelgoed) 

Doen:

Leg de foto’s op een stapel op z’n kop (zodat je de afbeelding niet ziet). Pak de eerste foto zoek samen in de ruimte waar de foto is genomen/ wat er op de foto staat. Benoem steeds wat je ziet. 

Variatie:
– Je kunt dit ook buiten doen.

Babyfoto's raden

Voor wie?

Peuters

Nodig:

Foto’s van de kinderen nu en toen ze een baby waren

Doen:

Maakt twee groepen van de foto’s: een met de foto’s van nu en een met de foto’s van toen de kinderen nog een baby waren. Leg ze zo neer dat je ze goed kunt zien. De kinderen raden nu welke babyfoto bij welk kind hoort. Benoem wat je allemaal ziet op de foto. 

Variatie:
– Je kunt ook foto’s van ouders verzamelen. Welke papa of mama hoort bij welk kind? 
– Je kunt het ook doen met foto’s van opa’s en oma’s / de woonkamer etc.